Sarcofaagreeks

4 november 2014

Niemand kon Luk Van Soom ooit verwijten dat hij niet verrassend uit de hoek komt. ‘De man van Atlantis’ -een waterwezen op de ring van Brussel, een andere man die hoog op een paal door het luchtruim zwemt, een wolkenfabriek en noem maar op: zijn wonderlijke oeuvre opent de ogen voor het mysterie van de mens en het universum. Met veel gevoel voor gewichtloosheid, een groot vakmanschap en aanknopend bij de traditie van de beeldhouwkunst neemt hij ons mee naar een soort sprookjeswereld. Vandaar dat de vernieuwing meer in de beeldtaal dan in de materialen is te zoeken. Dat gaat niet langer op, want nu zit de originaliteit ook in het materiaalgebruik.

Zijn nieuwe reeks zet alleen al qua gewichtloosheid een zevenmijlslaarzenstap. Eerst boetseert hij een beeld om een mal te maken, een halve mal van gips, en dan wordt de klei eruit geschept. Klassieker kan het niet. De gipsen mal, altijd met een steunconstructie omdat ze anders in elkaar stuikt, is een eeuwenoude techniek in de beeldhouwkunst. Volgens de regels van de kunst vervaardigt Luk Van Soom een open gietvorm, die wordt overeind gehouden door een ruw steunskelet van houten latten. De holle binnenkant beschildert hij met goudverf. En simsalabim, het negatieve beeld verschijnt voor onze ogen als een positief beeld. Een gouden geest van gene zijde.

Het portret van wijlen Frank Zappa knipoogt enigszins naar het gouden dodenmasker van Toetanchamon. In zijn atelier luistert de kunstenaar dikwijls naar de muziek van Zappa, ook iets ongrijpbaars. En zie: het illustere popgenie met zijn zwarte sik en snor kijkt als het ware mee vanuit het hiernamaals. De mal als poort naar een andere wereld, tussen het materiële en het immateriële.

Als kind was Van Soom gefascineerd door verhalen van hemelvaarten en verschijningen. ‘Noli me tangere’, raak me niet aan, zei Christus bij zijn verschijning aan Maria Magdalena. ‘Maria Magdalena THO’ is haar hemelvaart. Van opzij een nogal getormenteerde figuur in gips, verstrikt in de houten steunconstructie tegen de wand. Maar aan de voorkant een echte verschijning. De toeschouwer krijgt het gevoel dat er iets bovennatuurlijks gebeurt, iets transcendents, iets mystieks. Het is een hoogtepunt in zijn streven naar gewichtloosheid, dat werd aangestoken door de barokke plafondschildering van Andrea Pozzo in de kerk van Sant’Ignazio in Rome -een fresco van wervelende figuren die naar de hemel worden gezogen. Veel zweefkracht in de nieuwe reeks van Van Soom. En dat met een mal in een steungeraamte, een ateliersituatie eigenlijk.

In de kunstgeschiedenis zijn niet direct voorbeelden te vinden van de traditionele gipsen mal, die in zijn eentje een kunstwerk wordt. Allerhande mallen en de idee van de mal, dat wel. Te beginnen met Marcel Duchamp. Zijn gipsen mal van een vrouwenkont, een holle lichaamsafdruk uit 1950-1951, is nog bewaard. Ze werd gefotografeerd voor de cover van het tijdschrift ‘Le Surréalisme, même’, en op die foto leek het een afgietsel. Via de fotografie kunnen de hersenen evengoed op het verkeerde been worden gezet, zodat we een holle vorm interpreteren als een bolle vorm.

Meer afgietsels van vrouwelijke lichaamsdelen, waaronder een vagina die veel weg heeft van een fallus, maakte Duchamp eveneens ter voorbereiding van ‘de bruid’ in ‘Le Grand Verre’. Ze zijn een soort tegenhanger van zijn ‘Neuf Moules Mâlic’, de matrijzen van de vrijgezellen. De gefotografeerde gipsen mal sluit nog het meest aan bij wat Van Soom doet, omdat ook hij een manier heeft gevonden om het onderscheid tussen mal en afgietsel op te heffen. Maar die gefotografeerde mal zit in een ander verhaal. Toch nog dit: Duchamp kwam op de proppen met het concept ‘inframince’, een term voor een bijna onmerkbaar verschil tussen twee fenomenen, een tussensituatie, een overgangssituatie. Toepasbaar op deze nieuwe sculpturen, alleen is die term zo rekbaar dat het een straatje zonder einde is. 

Alle kunstenaars opsommen die zinspelen op Marcel Broodthaers en zijn conceptueel spel met ‘la moule’, een Frans woord dat zowel ‘mossel’ als ‘gietvorm’ betekent, is een hopeloze onderneming. Aan negatieve vormen, afdrukken, indrukken en spanningen tussen de negatieve en positieve ruimte is er geen gebrek in de kunst. Maar een gipsen mal als autonoom kunstwerk? Desnoods kunnen deze sculpturen van Van Soom wegens dat grove gips met gaas, een mal zoals het hoort, herinneren aan George Segal, die lichamen dupliceerde met de techniek van gipsverband. Antony Gormley, zowel zijn sculpturen die refereren aan Egyptische mummiekisten als zijn energetische figuren van stalen staafjes, daar valt eveneens aan te denken. In het oeuvre van Didier Vermeiren, een onderzoek naar de identiteit van de beeldhouwkunst, figureren wel sokkels van gips, waarop telkens de gipsen mal van diezelfde sokkel staat. De grondbeginselen van de beeldhouwkunst en het werkproces zijn voor het eerst ook op post in de sculpturen van Luk Van Soom. Maar nog meer het mirakel van de kunst.